Wanneer het verhaal van gewone mensen wordt vastgelegd in een oral history zien we hoe de geschiedenis ons bindt – en het kan nog heilzaam zijn ook.
Truska Bast | Ode p. 144 maart 2012
Geert Mak is er beroemd mee geworden, Judith Koelemeijer had een regelrechte hit met Het zwijgen van Maria Zachea. En historica Annejet van der Zijl domineerde maanden de bestsellerlijsten met Sonny Boy. Oral history wordt het genoemd: verhalen gebaseerd op ervaringen van mensen die ooggetuige zijn geweest van historische gebeurtenissen. Die verhalen worden steeds belangrijker. In bladen en op de televisie is alle ruimte voor de ervaringen van ‘gewone’ mensen. En door de opkomst van sociale media – blogs, social communities – is het tegenwoordig voor iedereen mogelijk om zijn eigen verhaal vast te leggen en ervaringen te delen. In een tijd dat de invloed van grote verhalen – religie, ideologie, filosofie – op ons leven afneemt, wordt ons eigen ‘kleine verhaal’ steeds belangrijker als bron van zingeving en identiteit.
In de psychologie bestaat zelfs een stroming die de eigen oral history, het levensverhaal, als uitgangspunt neemt voor het geestelijk welzijn: de narratieve psychologie. Het levensverhaal is volgens deze theorie de meest intieme vorm van identiteit, legt Ernst Bohlmeijer uit, hoogleraar aan de Universiteit Twente. We kunnen onze identiteit ophangen aan ons beroep, of de dingen die we gedaan hebben, maar in ons levensverhaal komt alles samen. Dat verhaal vertelt hoe je bent -geworden wie je bent, welke keuzes je hebt gemaakt, waarheen je op weg bent, wat je dromen en je inspiratiebronnen zijn. Zolang het leven ‘gaat zoals het gaat’, zijn we meestal nauwelijks met dat verhaal bezig. Maar dat kan veranderen als er iets gebeurt dat indruist tegen het script dat we, onbewust, van ons leven hebben. Als je plotseling ernstig ziek wordt, bijvoorbeeld, of een kind verliest, dan gaan je verwachtingen niet meer op. Dan moet je nieuwe doelen vinden en dan ga je aan -zelfonderzoek doen.
Maar ook zonder zo’n crisis kan het heel waardevol zijn om je levensverhaal aan een nader onderzoek te onderwerpen, stelt Bohlmeijer. Dat is een tragikomisch proces, want in ieder leven wordt vreugd afgewisseld met verdriet. Leven is ook verlies lijden. Maar door je leven eerlijk in ogenschouw te nemen, word je wijzer en het helpt je intenser en bewuster te leven. Daarbij gaat het er niet zo zeer om of je verhaal ook volgens anderen echt of waar is – de betrouwbaarheid van herinneringen is nu eenmaal lastig te meten. Waar het om gaat, is dat het jouw persoonlijke waarheid is. Psychologen noemen het narratieve waarheid, waarbij je al je puzzelstukken op de goede plek hebt gekregen, en zij samen een kloppend, coherent geheel vormen.
Voor het volledige artikel wordt verwezen naar het maartnummer 2012 van Ode.